De uitvinding van de fiets heeft vooral in Nederland grote impact gehad. Iedereen die nog enigszins goed ter been is heeft er één of meerdere in zijn of haar tuin, portiek of schuur staan. De fiets is dan ook bepalend voor het straatbeeld in ons koude kikkerlandje. Het vervoersmiddel werd echter voor het eerst gebruikt door onze oosterburen.
De oorsprong van het Nederlandse woord ‘fiets’ is altijd onduidelijk gebleven. Eén verklaring stelt dat het woord een verbastering is van het Franse woord voor fiets, vélocipedè, dat snelvoet betekent. Het is echter ook mogelijk dat de term afstamt van E.C. Viets, de Nederlandse fietsenmaker die rond 1880 zijn eigen rijwielen fabriceerde. Een Gentse hoogleraar wierp in 2012 een derde optie op, namelijk dat het woord afkomstig is van het Duitse woord ‘Vice-
Draisine
Er bestaan veel onverifieerbare claims voor de uitvinding van de eerste fiets, maar het eerste gedocumenteerde ontwerp behoort toe aan de Duitser Karl Drais (1785-
Bottenschudder
In 1862 besloot een Franse mecanicien, mogelijk Ernest Michaux of Pierre Lallement, een aantal verbeteringen aan te brengen aan de Draisine. Het nieuwe ontwerp was bestuurbaar en werd voorzien van trappedalen, bevestigd aan het voorwiel. De fiets bleek zeer populair in zowel Europa als Amerika. Om te kunnen voldoen aan de vraag werd in Frankrijk rond 1864 de eerste fietsfabriek opgericht. Bij de productie werd het houten frame vervangen door een gietijzeren variant met metalen wielen. Dit maakte de fiets echter zo oncomfortabel dat de Engelsen het ding al snel de bijnaam ‘The Boneshaker’, oftewel ‘De Bottenschudder’, gaven.
Hoge Bi
Het grote nadeel van de Bottenschudder was dat de trapas en het wiel altijd dezelfde rotatiesnelheid hadden. Om dit tegen te gaan en de snelheid te verhogen bedacht de Fransman Michaux in 1867 de ‘vélocipède’, ofwel de ‘Hoge Bi’. Bij dit ontwerp had de fiets niet langer twee banden van gelijke grootte, maar een klein achterwiel en een veel groter voorwiel. Hierdoor kon men met dezelfde trapbeweging een veel grotere afstand afleggen. Door de ongelijkheid van de wielen werd de fiets echter ook enorm gevaarlijk. Zo bleek het afdalen van een heuvel vrijwel onmogelijk en werd de fietser bij een onverwachtse stop over het stuur gelanceerd.
Moderne fiets
In 1885 voorzag de Brit John Kemp Starley zijn fiets voor het eerst van een kettingaandrijving die verbonden was met het achterwiel. Hierdoor was het grote voorwiel niet langer noodzakelijk en werd het fietsen een stuk veiliger. Dit was van groot belang, want tot op dat moment werd de fiets gezien als een uiterst onveilig transportmiddel en was het op veel plaatsen verboden te fietsen.
Door de introductie van kogellagers had de ‘Rover’, zoals Starley zijn ontwerp noemde, ook een stuk minder last van wrijving, maar vanwege de massief rubberen banden was het comfort nog niet optimaal. Hier kwam echter in 1888 verandering in, toen de fiets voor het eerst werd voorzien van de luchtbanden van John Dunlop.
Transportfiets
Er zijn sinds Dunlops uitvinding van de fiets met luchtbanden verschillende variaties op het klassieke model ontstaan. Eén bekende variatie is de transportfiets. Dit model, met een drager voor een traditionele bakkers-
Omafiets
Het typische uiterlijk van een omafiets doet nostalgisch aan. Het frame van deze fiets is dan ook gebaseerd op een standaard damesfiets van rond de jaren vijftig. Al in de negentiende eeuw werd de rechte onderstang (door framebouwers de ‘damesbocht’ genoemd) door framebouwers gebruikt. De term ‘omafiets‘ is vanzelfsprekend pas veel later in gebruik genomen: in de jaren zeventig.